Belangrijk bezoek: ESA's directeur-generaal Jan Woerner in Nederland
Ruimtevaart wordt niet alleen bedreven voor de wetenschap en de politiek, maar vooral ook voor de burger. Dat is een van de belangrijke boodschappen die ESA's directeur-generaal Jan Woerner woensdag meegaf aan studenten en medewerkers van de Technische Universiteit Delft, waar hij een lezing gaf over de toekomst van de ruimtevaart.
De lezing was onderdeel van een breder bezoek, waarbij de op 1 juli 2015 aangetreden hoogste baas van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA diverse belangrijke Nederlandse ruimtevaartpartners aandeed.
Volgens Woerner is het belangrijk dat de Europese ruimtevaartsector zich niet alleen bezig houdt met het verrichten van onderzoek, maar zich ook richt op wat dat onderzoek kan betekenen voor de mens op aarde. “Bij ESA houden we ons bezig met mondiale uitdagingen. We moeten zoeken naar concrete oplossingen voor concrete problemen.”
Space 4.0
Dat zoeken naar concrete oplossingen noemt professor Woerner de toekomst van de ruimtevaart. Hij gebruikt de term 'Space 4.0' om die toekomst aan te duiden. Maar Space 4.0 is niet alleen de toékomst van de ruimtevaart, maar ook het heden. De ruimtevaart is volgens Woerner veranderd in een sector waarin contact en interactie met het publiek en de vercommercialisering van technologie dagelijkse koek zijn.
“We moeten verschillende mensen en ideeën met elkaar verbinden”, aldus Woerner tijdens zijn lezing. “Space 4.0 is jullie tijd. Het is een infrastructuur die geschikt is voor verschillende doeleinden. Het is een nieuw tijdperk en jullie kunnen daar onderdeel van uitmaken.”
Tijdens zijn 'rondje Nederland' bracht ESA's directeur-generaal ook een bezoek aan de Tweede Kamer, waar hij onder andere sprak met Maarten Camps, secretaris-generaal van het ministerie van Economische Zaken. Later op de dag maakte Woerner tevens stopt bij het Delftse ruimtevaartbedrijf Innovative Solutions in Space.
De wereld verbeteren
Bij alle bezoeken van directeur-generaal Woerner stonden Space 4.0 en de toekomst van ruimtevaart in Europa centraal. Zo ook bij het bezoek aan ESA's incubatiecentrum ESA BIC in Noordwijk, waar deelnemers aan het incubatieprogramma lieten zien hoe hun projecten ruimtevaarttechnologie gebruiken om het leven van mensen op aarde te verbeteren.
Onder hen Johan Leijtens van Lens Research & Development, dat in juli 2015 nog werd verkozen tot meest innovatieve bedrijf van Nederland. Lens Research & Development won die prijs voor de ontwikkeling van een nieuw soort zonnesensor, die naast goedkoop in productie ook duurzaam is. De voor aards gebruik bedoelde sensoren zijn gebaseerd op technologie die door satellieten wordt gebruikt om zonnepanelen zo te richten dat ze het optimale rendement behalen.
Naast Lens Research & Development gaven ook de teams achter Spectral industries en Viridian Raven tekst en uitleg over hun projecten. Zo werkt Spectral Industries aan een apparaat dat met behulp van laserlicht speurt naar tekenen van leven op Mars en bouwde Viridian Raven een app die gebruikers vertelt hoe groot de kans is dat insecten in hun gebied schade gaan aanbrengen aan bomen. De app maakt daarvoor gebruik van data die de Europese satelliet Sentinel-2 verzamelt. Viridian Raven schopte het vorig jaar met zijn ontwerp tot de finale van ESA App Camp, een Europese wedstrijd waarin teams applicaties ontwierpen waarin ruimtevaartdata centraal stonden.
Europees erfgoed
De getoonde projecten bij ESA BIC laten uitstekend zien hoe de ruimtevaart niet alleen iets is voor onderzoekers, maar dat het als infrastructuur voor alle inwoners van Europa dient. Dat benadrukte professor Woerner nogmaals bij Space Expo, de laatste halte van zijn bezoek aan Nederland. Daar sprak ESA's directeur-generaal op de nieuwjaarsreceptie van het Netherlands Space Office, SpaceNed en het Holland Space Cluster.
Woerner: “Iedere euro die in de ruimtevaart wordt geïnvesteerd levert zes euro op. Maar belangrijker is dat de ruimte een infrastructuur voor ons allemaal is en dat we er allemaal gebruik van kunnen maken. Nieuwsgierigheid is Europees cultureel erfgoed.”