Satellietnavigatie

Galileo

Access the image

Als mensen op zee lang geleden wilden weten waar ze waren, dan keken ze goed naar de stand van de Zon, de Maan en de sterren. Daar kwam rond het jaar 1300 het kompas bij. Dat was voor zeevaarders al een hele uitkomst.

Tegenwoordig kan eigenlijk niemand meer verdwaald raken, want nu is er ruimtetechnologie. Met een satellietnavigatiesysteem kan iedereen en ieder vervoermiddel - auto, schip of vliegtuig - zijn plaats bepalen tot op nog geen twintig meter nauwkeurig.

Satellietnavigatie werkt met een ontvanger die zijn eigen positie berekent aan de hand van signalen van vier of meer satellieten.

Het systeem dat op dit moment in gebruik is, werd oorspronkelijk ontwikkeld voor militair gebruik. Tussen 1960 en 1968 lanceerde het Amerikaanse leger 23 navigatiesatellieten om de Polaris-onderzeeboten te ondersteunen.

Daaruit is het huidige Global Positioning System (GPS) ontstaan. Ook het Russische leger kwam met een navigatiesysteem: Glonass. Allebei de systemen zijn nu te gebruiken voor zowel burgerlijke als militaire doeleinden. Daarom wilde Europa een eigen systeem dat ook voor niet-miltair gebruik altijd beschikbaar zou zijn.

Europa heeft nu een systeem geïntroduceerd met de naam EGNOS, dat nauwkeuriger is dan het GPS-systeem. ESA en de Europese Gemeenschap zijn ook samen bezig met het ontwikkelen van Europa's eigen civiele (niet-militaire) navigatiesysteem. Dit heet Galileo en het wordt het eerste volledig civiele systeem voor wereldwijde navigatie.

Laatst aangepast 07 oktober 2011

Nuttige ruimte