Het gevaar van smeltend ijs

Access the image

Ongeveer 20.000 jaar geleden was een groot deel van Europa, Azië en Zuid-Amerika bedekt met enorme ijslagen van een paar kilometer dik. Sinds die tijd is het ijs langzaam gesmolten en zijn de ijslagen kleiner geworden. Tegenwoordig zijn alleen op de zuidpool en op Groenland nog ijslagen op het land te vinden. Er zijn ook nog wat gletsjers in berggebieden en drijvende ijsschotsen in de Noordelijke IJszee en rond de zuidpool.

Op het eerste gezicht lijken die verre overblijfselen uit de laatste IJstijd niet zo belangrijk voor ons leven van nu. Maar niets is minder waar. Veel wetenschappers geloven dat onze planeet opwarmt door de broeikasgassen die we de atmosfeer in pompen. Als de planeet warmer wordt, beginnen de ijslagen te smelten. Dan kan het zeeniveau tegen het eind van deze eeuw met misschien wel een paar meter zijn gestegen. Door zo'n stijging zouden heel veel laaggelegen kustgebieden kunnen overstromen en een heleboel grote steden bedreigd kunnen worden.

Observaties uit de ruimte wijzen erop dat delen van de grote ijslagen sneller beginnen te smelten. Ondertussen hebben nieuwe satellietbeelden ook aangetoond dat er tijdens de zomer op de noordpool ongewoon grote stukken ijs zijn gesmolten. Het zeeniveau verandert niet als het drijfijs smelt. Maar het smelten veroorzaakt wel andere belangrijke veranderingen in het milieu. De ijslagen werken bijvoorbeeld als een spiegel. Ze weerkaatsen zonlicht en koelen de aarde af. Als het ijs verdwijnt wordt de aarde waarschijnlijk warmer en kunnen er grote klimaatveranderingen plaatsvinden. De wilde dieren die in de poolgebieden wonen, lopen dan ook gevaar.

Laatst aangepast 19 januari 2011

Zie ook