ESA ondersteunt Amerikaanse Marsmissie Phoenix
In de lente van 2008 moet de Amerikaanse ruimtesonde Phoenix op Mars landen. ESA's ruimtesonde Mars Express zal vanuit een baan om de Rode Planeet het gebeuren van dichtbij opvolgen en dienst doen als een belangrijke back-up bij de communicatie met de lander.
ESA en zijn Amerikaanse tegenhanger NASA hebben al vaak samengewerkt en dit is nog een nieuw voorbeeld van samenwerking, waarbij de twee agentschappen hun kennis delen, beschikbare middelen rationeel gebruiken en op die manier de wetenschappelijke waarde van hun projecten vergroten.
Planning
De NASA heeft ESA gevraagd de Phoenix-missie te ondersteunen door de lander te volgen tijdens de zogenaamde Entry Descent and Landing (EDL) fase, wanneer Phoenix de dampkring van Mars binnendringt en vervolgens op onze buurplaneet een landing uitvoert.
Voor die ondersteuning is er heel wat planning nodig vanwege de vluchtleiding van Mars Express en andere specialisten in het European Space Operations Centre (ESOC) in Darmstadt in Duitsland.
Het vluchtcontroleteam moet namelijk een al gepland baanmanoeuvre combineren met een bijkomende stap ter ondersteuning van Phoenix. Dat mag niet ten koste gaan van de al geplande wetenschappelijke waarnemingen van de Rode Planeet door Mars Express.
Manoeuvres al eind dit jaar
Hoewel de landing slechts voorzien is voor mei 2008 beginnen de manoeuvres al in december dit jaar om zo weinig mogelijk brandstof te verbruiken. 'Hoe vroeger we de baan van Mars Express beginnen aanpassen, hoe meer brandstof we kunnen besparen', zegt Michel Denis, operations manager voor Mars Express.
Maar het extra werk voor ESA loont zeker de moeite. Over de jaren heen hebben de twee ruimtevaartagentschappen al kunnen profiteren van de wederzijdse samenwerking en ondersteuning bij Mars.
Zo heeft de NASA ESA al eerder geholpen bij Mars Express, de eerste sonde die de Europese ruimtevaartorganisatie naar een andere planeet stuurde. Met name hebben de teams die zich met vluchtdynamica bezighouden bij ESA en het Jet Propulsion Laboratory (JPL) van de NASA samengewerkt om de software voor de interplanetaire reis te valideren.
Amerikaanse deelname aan radarexperiment
NASA zorgde ook voor ondersteuning bij de lancering van Mars Express, voor de belangrijke Launch and Early Orbit Phase (LEOP), met behulp van grondstations. Ze volgde de sonde ook tijdens de interplanetaire cruise van de sonde in 2003 met behulp van de zogenaamde Delta-DOR-tecniek, die ESA pas later in 2005 heeft aangewend.
De grondstations van het Deep Space Netwerk (DSN) van de NASA waren met hun antennes met een diameter van 70 meter ook van de partij wanneer Mars Express in een baan rond de Rode Planeet kwam. Ze vingen signalen op en communiceerden met de sonde.
De NASA is ook een belangrijke deelnemer aan het radarexperiment Mars Advanced Radar for Subsurface and Ionosphere Sounding (MARSIS) en speelde een rol toen er problemen waren bij het ontvouwen van de antennes van dit experiment. Een geïntegreerd team van Amerikaanse en Europese ingenieurs werkte samen aan een oplossing. Sindsdien heeft MARSIS een sleutelrol gespeeld bij de speurtocht naar water op en onder het oppervlak van Mars.
'De laatste drie en een half jaar konden we met de antennes van het Deep Space Netwerk van de NASA nog meer gegevens van Mars ontvangen, wat de waarde van onze missie vergroot', aldus Denis. Wanneer Phoenix volgend jaar op Mars landt hoopt ESA iets te kunnen terugdoen.
Wederzijds voordeel
Specialisten bij ESA bekijken momenteel de mogelijkheid om Mars Express met Phoenix te laten communiceren tijdens de 90 dagen durende opdracht van de lander. Die zou daardoor meer wetenschappelijke gegevens kunnen doorsturen, aangezien Mars Express om de twee of drie dagen contact met de lander zou kunnen hebben en dienst kan doen als reserve relaisstation, in het geval er bij de NASA-sondes iets zou mislopen. Mars Express zou ook gegevens aan boord kunnen opslaan als Phoenix in een veilige modus zou komen.
NASA en ESA hebben ook nauw samengewerkt bij andere Marsmissies. In 2004 en 2005 konden met Mars Express commando's worden doorgestuurd en gegevens ontvangen van de Amerikaanse wagentjes Spirit en Opportunity, die over het oppervlak van Mars rondrijden.
Deze twee rovers overleefden onlangs nog een hevige stofstorm en testen nu opnieuw communicatie met Mars Express uit. Het gaat om een heuse simulatie van de landing van Phoenix en het bereidt Mars Express voor op een mogelijke rol als reservestation voor het doorsturen van gegevens van Phoenix.
'Voor de beide ruimtevaartagentschappen levert de wederzijdse ondersteuning veel voordeel op. Het maakt onze missies ook meer flexibel. De opgedane ervaring en de lessen die we trekken kunnen de basis leggen voor toekomstige internationale samenwerking bij andere missies naar de planeten', zo vat Denis het samen.